Zacheüs
Midden in de stad Jericho stond een groot, wit huis. Je zag dadelijk, dat de man die daar woonde erg rijk was. Op de binnenplaats was het heerlijk koel. Er spoot water uit een fontein.En er stonden bakken vol bloemen.
Maar de kinderen liepen het mooie huis altijd gauw voorbij. "Daar woont Zacheüs, de tollenaar" fluisterden ze. En de kleinste wist al wat een tollenaar was.
Het was een man aan wie vader veel geld moest betalen. Soms stond hij ineens in de kamer.
Dan begon moeder te huilen, want hij kwam een deel van vaders koren halen.
"Ik kan het niet helpen," zei hij, "de Koning moet het hebben. Die heeft mij gestuurd!"
Maar achter zijn rug zeiden de mensen: "Het meeste houdt hij zelf!"
Daarom hielden de kinderen niet van Zacheüs. En de mensen ook niet.
Niemand zei hem op straat goedendag.
Zo kwam het ook dat Zacheüs helemaal niet wist dat Jezus op weg was naar Jericho. Niemand had het hem verteld.
Zacheüs merkte wel, dat het druk was op straat. In dichte rijen stonden de mensen te wachten. Maar waarop?
Hij liet zich zijn sandalen aantrekken en ging ook naar buiten. "Dan kom ik wel te weten wat er aan de hand is" dacht hij. Hij liep dicht langs de huizen. Wat keek ledereen hem toch weer boos aan!
Eindelijk zag Zacheüs een kleine jongen die niet voor hem weg liep.
"Wat is er toch te doen?" vroeg hij.
"Weet u dan niet dat ze op Jezus wachten?" zei de jongen verbaasd.
Daar keek Zacheüs van op. Jezus? Dat was toch immers die Man die zelfs tegen tollenaars vriendelijk was? Wat zou hij die graag eens willen zien!
Maar hoe? Hij was zo klein, hij zou nooit over de schouders van die mensen kunnen kijken! En natuurlijk zou niemand voor hem opzij gaan.
Toen zag hij opeens aan de kant van de weg een wilde vijgenboom. Zonder dat iemand het merkte, klom hij er in. Daar zat hij al op een tak, verstopt tussen de bladeren. Hij kon alles prachtig zien, en niemand zag hem! "Daar komt Hij" werd er geroepen. Zacheüs boog zich voorover.
Dat was dus Jezus. Een paar mannen volgden Hem. Het leken wel vissers.
Toen Jezus onder de boom gekomen was, stond Hij stil. Hij keek naar boven.
Toen zei hij: "Zacheüs, kom vlug naar beneden. Vandaag wil Ik jouw gast zijn."
Had Zacheüs dat wel goed gehoord?
Hij begreep er niets van. Hoe wist Jezus wie hij was? En waarom wilde Hij in zijn huis komen? Dat huis waar nooit iemand op bezoek kwam?
Of hij gauw beneden was!
Naast Jezus liep hij. Hij moest Hem toch zijn huis wijzen!
Hij zag, dat de mensen Jezus niet meer zo vriendelijk aankeken. Jezus viel hen zeker erg tegen!
Waarom ging Hij met een tollenaar mee?
Hij had toch beter bij een van hen kunnen komen?
Maar Jezus trok zich niets van de mensen en van wat zij dachten aan.
Rustig ging Hij met Zacheüs mee. En Zacheüs was zo blij!
Nu pas schaamde hij zich over alle lelijke dingen die hij gedaan had.
Hij moest het weer goed maken!
In zijn kamer ging hij vlak voor Jezus staan.
Hij zei: "De helft van al wat ik heb wil ik aan de arme mensen geven. En als ik van iemand te veel geld genomen heb, wil ik hem vier maal zoveel teruggeven!"
Nu was het Jezus' beurt om blij te zijn.
"Dank je wel, Zacheüs," zei Hij. "Vandaag wordt alles anders voor je. Zoeven begrepen de mensen niet waarom Ik nu juist met jou meeging. Ik deed het omdat zij Mij niet nodig hebben. Maar jij wel! Als een schaapje wegloopt van de troep gaat de herder er op uit om het te zoeken. Dat doe Ik ook. Ik dacht bij mezelf: Hoe kan een Jood nu toch zo verkeerd doen als Zacheüs doet. Maar nu ken Ik je weer! Jij hoort net zo goed hij het joodse volk als al die anderen."
Terug naar de knutsel pagina met de bomen.